SV | En zij steken aan voor den HEERE brandofferen, op elken morgen en op elken avond, ook reukwerk van welriekende specerijen, nevens de toerichting des broods op de reine tafel, en den gouden kandelaar en zijn lampen, om [die] op elken avond te doen branden; want wij nemen waar de wacht des HEEREN, onzes Gods; maar gij hebt Hem verlaten. |
WLC | וּמַקְטִרִ֣ים לַיהוָ֡ה עֹלֹ֣ות בַּבֹּֽקֶר־בַּבֹּ֣קֶר וּבָעֶֽרֶב־בָּעֶ֣רֶב וּקְטֹֽרֶת־סַמִּים֩ וּמַעֲרֶ֨כֶת לֶ֜חֶם עַל־הַשֻּׁלְחָ֣ן הַטָּהֹ֗ור וּמְנֹורַ֨ת הַזָּהָ֤ב וְנֵרֹתֶ֙יהָ֙ לְבָעֵר֙ בָּעֶ֣רֶב בָּעֶ֔רֶב כִּֽי־שֹׁמְרִ֣ים אֲנַ֔חְנוּ אֶת־מִשְׁמֶ֖רֶת יְהוָ֣ה אֱלֹהֵ֑ינוּ וְאַתֶּ֖ם עֲזַבְתֶּ֥ם אֹתֹֽו׃ |
Trans. | ûmaqəṭirîm laJHWH ‘ōlwōṯ babōqer-babōqer ûḇā‘ereḇ-bā‘ereḇ ûqəṭōreṯ-sammîm ûma‘ăreḵeṯ leḥem ‘al-haššuləḥān haṭṭâwōr ûmənwōraṯ hazzâāḇ wənērōṯeyhā ləḇā‘ēr bā‘ereḇ bā‘ereḇ kî-šōmərîm ’ănaḥənû ’eṯ-mišəmereṯ JHWH ’ĕlōhênû wə’atem ‘ăzaḇətem ’ōṯwō: |
En zij steken aan voor den HEERE brandofferen, op elken morgen en op elken avond, ook reukwerk van welriekende specerijen, nevens de toerichting des broods op de reine tafel, en den gouden kandelaar en zijn lampen, om [die] op elken avond te doen branden; want wij nemen waar de wacht des HEEREN, onzes Gods; maar gij hebt Hem verlaten.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En zij steken aan voor den HEERE brandofferen, op elken morgen en op elken avond, ook reukwerk van welriekende specerijen, nevens de toerichting des broods op de reine tafel, en den gouden kandelaar en zijn lampen, om [die] op elken avond te doen branden; want wij nemen waar de wacht des HEEREN, onzes Gods; maar gij hebt Hem verlaten.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!